23 jun Burgerparticipatie is veel meer dan een referendum
Donderdag is het D-Day in het Verenigd Koninkrijk, ditmaal staat de D voor democratie. Het tweede grote referendum in korte tijd dient zich aan. Na de Schotse onafhankelijkheid staat nu het lidmaatschap van de Europese Unie op het spel. Dit alles onder het mom van de burger dichter bij de politiek te brengen (en omgekeerd). Een volksraadpleging heeft inderdaad een aantal belangrijke voordelen. Het houdt beleidsmakers scherp en nederig. Het verplicht hen ook om duidelijke keuzes te maken en hierover helder te communiceren. Bovendien is het cruciaal om de stem van de burger te horen. Maar het is tegelijk ook een botte bijl die weinig ruimte laat voor nuance en dialoog. Oogkleppendemocratie zeg maar, naast en zelfs tegenover elkaar, in plaats van met elkaar. Je kan een volksraadpleging dan ook beter zien als een noodrem: soms noodzakelijk, maar gevaarlijk wanneer lichtzinnig gebruikt.
In Wallonië zijn gewestelijke volksraadplegingen vanaf 2017 mogelijk. Ook in Vlaanderen moeten we dit debat durven voeren. Ikzelf ben een principieel voorstander. Het principe van burgerparticipatie zit ook in het DNA van mijn partij, Open Vld. Maar onze democratie heeft veel meer nodig dan alleen de mogelijkheid tot volksraadpleging.
De roep van veel burgers om meer inspraak klinkt luider en luider. Ze willen dat politici meer en beter naar hen luisteren. Ze willen ook dat hun stem gehoord wordt via referenda rond belangrijke maatschappelijke thema’s. Dat betekent niet dat die burger over alle wetten en beslissingen zijn zegje wil doen. Ik pleit dus zeker niet voor zoveel mogelijk referenda. Wel voor meer inspraak en een aangepaste vorm van referenda. Het is heel belangrijk om de juiste dosis directe democratie toe te dienen in de zoektocht naar democratische vernieuwing.
Sinds deze legislatuur is het aan Vlaanderen om te bepalen hoe zij gewestelijke volksraadplegingen willen organiseren. Tijd dus om even stil te staan bij de plaats (en vorm) die het moderne referendum moet krijgen. Een ‘bottom-up’ burgerinitiatief moet het op de agenda plaatsen. De drempels moeten voldoende hoog zijn, zowel wat betreft het initiatief als de opkomst. Grondwettelijke controles zijn bovendien noodzakelijk zodat geen fundamentele rechten en vrijheden in vraag worden gesteld. Het gaat best ook niet over internationale verdragen of afspraken, of over de financiën en begroting van de Vlaamse overheid. Denk aan het referendum over het Nederlands associatieverdrag met Oekraïne, of aan de erbarmelijke budgettaire staat van California om overtuigd te geraken. Hoe brengen dergelijke initiatieven de burger en de politiek dichter bij elkaar? Juist ja: niet.
In eerste plaats hebben we nood aan een participatiecultuur. Zwitserland bewijst al decennia dat een mix van representatieve democratie en directe democratie wel degelijk kan werken, maar een zekere traditie of cultuur vergen, waarbij polarisatie vermeden wordt, waarbij de media evenwichtig verslag uitbrengen over de verschillende posities en waarbij actief burgerschap gestimuleerd wordt. Aan een cultuur van directe democratie gaat een belangrijke groeicurve vooraf. En dan nog is er voorzichtigheid geboden, want de lokroep van simplisme en populisme loert steeds om de hoek. Daarom zeg ik: laat ons de participatiecultuur versterken door vooral aan de slag te gaan met de vele vormen van burgerparticipatie, en lessen te trekken uit die democratische experimenten. Uiteraard steeds binnen de grenzen van de liberale vrijheden en rechten.
De burger van de 21ste eeuw is eindelijk volwassen geworden. Hij of zij laat zich niet zomaar iets wijsmaken of afschepen door de politiek of de overheid, maar wil actief mee kunnen nadenken, discussiëren over en deelnemen aan het beleid. De digitale revolutie biedt hiervoor ook ongekende mogelijkheden. Geëngageerde burgers willen meer dan af en toe eens stemmen, in een verkiezing of een referendum. En gelukkig maar. We zijn geëvolueerd van vrijblijvende inspraak naar actieve burgerparticipatie. Open Vld investeert volop in allerlei nieuwe democratische experimenten. De ‘burgerbegroting’ in Antwerpen, ‘budget games’ in Mechelen en Kortrijk en het burgerkabinet van Sven Gatz. Burgerparticipatie is per definitie meervoudig van aard. Het gaat van ‘zachte’ instrumenten zoals burgerkabinetten tot ‘harde’ instrumenten zoals referenda die (de facto) dwingend zijn. Die diversiteit is een belangrijke troef, maar vereist dat het instrument en de doelstelling van de beoogde burgerparticipatie elkaar vinden.
Maatwerk is dus op zijn plaats. Onze conceptnota ‘burgerparticipatie’ geeft 10 concrete voorstellen om de burger en politiek dichter bij elkaar te brengen. Ook de mogelijkheid tot gewestelijke volksraadpleging valt hieronder. Die stap naar meer burgerparticipatie moet dringend gezet worden. Niet om de democratische legitimiteit van het beleid te verhogen, dat is een belangrijke bijwerking, maar vooral om de kwaliteit en efficiëntie ervan te verhogen. Wat een investering in maatschappelijk draagvlak is op korte termijn, rendeert op lange termijn.
Burgerparticipatie is dus geen tovermiddel dat lukraak toegepast kan worden. Het is geen volwaardig alternatief voor het bestaande parlementaire systeem, wel een noodzakelijke aanvulling. De volksraadpleging is daarbij de noodrem voor de burger, de stok achter de deur, waarvan je hoopt dat je hem niet al te vaak moet gebruiken. Maar hij is wel noodzakelijk.