20 mrt Willem-Frederik Schiltz doet 5 voorstellen om Vlaams Parlement te versterken

Het Vlaams parlement dreigt meer en meer een praatbarak en fichebak te worden. Dat blijkt uit onderzoek van Open Vld fractieleider Willem-Frederik Schiltz. Volgens Schiltz bevestigen de cijfers dat politici te veel bezig met korte termijnpopulariteit. Er is heel veel opbod, weinig onderbouwde voorstellen. Schiltz wees eerder al de scheefgegroeide verhoudingen tussen regering, parlement en partij aan als een van de oorzaken van de “betonisering” van ons politiek systeem. Schiltz doet vandaag in De Standaard 5 voorstellen om het Vlaams parlement te versterken. Hij wil het parlement zichzelf laten evalueren, meer instrumenten geven aan de oppositie, langetermijn impactanalyses introduceren en voorstellen laten doorrekenen door een Impactbureau.
Het Vlaams Parlement wordt vaak gezien als een langdradige, droge en weinig slagkrachtige boel. Open Vld fractieleider Willem-Frederik Schiltz wou weten of het beeld van een praatbarak slechts een indruk is, of ook echt strookt met de feiten. Hij onderzocht daarvoor de activiteiten van het Vlaams Parlement sinds de eerste rechtstreekse verkiezingen in 1995. Dat onderzoek bevestigt helaas het beeld. Schiltz stelt vast dat quasi alle wetgeving, rechtstreeks of onrechtstreeks, van de regering komt. De wetgevende macht in Vlaanderen geeft nog amper wet. Zelfs de oppositie doet nog amper moeite om voorstellen van decreet in te dienen. Men maakt hoogstens gebruik van resoluties, die heel algemeen zijn en zelden of nooit uitgeschreven laat staan uitgewerkte voorstellen bevatten.
Sinds 1995 daalt het aantal voorstellen van decreet van volksvertegenwoordigers. Het aantal ontwerpen, ingediend door de regering, stijgt dan weer. Drie vierden van de Vlaamse wetgeving is afkomstig van de regering. Van alle instrumenten die parlementsleden gebruiken (zoals voorstellen van decreet, resoluties en vragen), maakt het aandeel wetgeving nog maar 1,37% uit. De focus van de volksvertegenwoordigers ligt dus voornamelijk elders: Van 1995 tot 1999 stelden parlementsleden 1019 mondelinge vragen, in de huidige legislatuur (die nog niet afgerond is) werd intussen al een record gevestigd van meer dan 8.700 mondelinge vragen. De schriftelijke vragen spannen helemaal de kroon: er werden er de vorige legislatuur zo’n 30.000 gesteld, bijna 4,5 keer zoveel dan tussen 1995 en 1999, en ook dat record staat op sneuvelen. Alleen zegt de kwantiteit weinig over de kwaliteit. Want ondanks al die vragen, waren er deze legislatuur al twee onderzoekscommissies nodig om serieuze mistoestanden aan te kaarten, die logischerwijze aan de oppervlakte hadden moeten komen met al die vragen.
Volgens Schiltz is dat niet enkel een probleem voor het parlement zelf. In zijn pamflet Beton wees Schiltz de scheefgegroeide verhoudingen tussen regering, parlement en partij aan als één van de oorzaken waarom we in een politieke opbodcultuur zijn beland waar elk dossier vast dreigt te lopen. Bij elke steekvlam, moet de politiek ‘iets’ doen. Alleen wat dat ‘iets” exact is, lijkt steeds minder toe te doen.
Om dat tegen te gaan, doet Schiltz nu 5 voorstellen om het Vlaams parlement te hervormen en te versterken. Hij is daarvoor gaan kijken in landen waar parlementen wél nog een sterke rol spelen in het wetgevend proces.
-
Een eerste voorstel is de inzet van een zelf-evaluatietool, die de Interparlementaire Unie heeft uitgewerkt om te evalueren hoe effectief de parlementaire democratie is. De vragen worden niet alleen gesteld aan parlementsleden, maar aan de medewerkers, diensten en pers. Het komt grosso modo eigenlijk neer op vragen als: “Geloven de mensen die in en rond het parlement werken, nog in het nut en noodzaak van het parlement? Vinden zij dat het parlement slaagt in haar opdracht?”
-
Ten tweede wil Schiltz af van het huidig systeem van actuele vragen. De manier dat nu actuele vragen worden gesteld zorgt vaak voor een traag, langdradig en saai geheel. Het systeem dat er oeverloos parlementsleden vanop de banken kunnen aansluiten moet weg. Dat leidt nu vaak tot slecht theater van parlementslid dat toevallig een vraag had voor zijn eigen minister. Het geeft bovendien een minister veel te veel ruimte voor afleidingsmanoeuvres. Door de actuele vragen meer 1op1 te maken kunnen parlementsleden ministers tot meer duidelijkheid dwingen.
-
Er moeten ook nieuwe parlementaire instrumenten komen, zoals een motie van afkeuring. Dit is vooral een extra middel voor de oppositie om meerderheidsfracties te dwingen kleur te bekennen. Als een meerderheidsfractie luid kritiek ligt te geven op minister, zou oppositie een motie van afkeuring kunnen indienen. Zo kan men duidelijkheid vragen van die meerderheidsfractie. Dit nieuw instrument zorgt ervoor dat men niet meteen moet grijpen naar de motie van wantrouwen, wat een te zwaar instrument is voor de meeste situaties.
-
Politici moeten verplicht worden om meer op lange termijn te denken. Daarom wil Schiltz impactanalyses op lange termijn verplichten, bijvoorbeeld op 30 jaar. Dat geeft parlement meer informatie en meer argumenten om iets wel of niet goed te keuren. Het verplicht hen anderzijds zelf ook om meer degelijke voorstellen te doen.
-
Tot slot wil Schiltz parlementairen beter ondersteunen in het opstellen van wetgevende voorstellen. Daarom pleit hij voor de oprichting van een Impactbureau van het parlement. Een onafhankelijk orgaan is nodig om impactanalyses te maken. Dat moet een parlementair orgaan zijn, zodat die informatie echt ook zit bij parlement en ze daarvoor niet afhankelijk is van de regering. Dit bestaat in andere landen, zoals het Congressional Budget Office in de Verenigde Staten, en zorgt effectief voor een versterking van de wetgevende macht.
Schiltz: “Politiek is geobsedeerd geraakt met korte termijn populariteit. Een zwak parlement wakkert dat alleen maar aan: Er wordt alleen maar gezocht naar gemakkelijk scoren door voorstellen te lanceren die amper juridisch of budgettair onderbouwd zijn. Dat moet anders. Wanneer we voorstellen indienen, moeten de impact ervan onderzocht zijn. Dat kan met degelijke impactanalyses op lange termijn, bijvoorbeeld op 30 jaar, door een Impactbureau. Op die manier kunnen we controleren of een voorstel wel het doel ervan kan waarmaken en of het budget ervoor niet explodeert. We verplichten we onszelf zo ook om na te denken over de toekomst van onze kinderen.”
Lees hier de volledige conceptnota: https://www.vlaamsparlement.be/nl/parlementaire-documenten/parlementaire-initiatieven/1711012